Spring naar inhoud
Jouw omgeving Accare homepage

Voorspellers van behandelsucces

Welke factoren spelen een rol bij het succes van behandelingen in de jeugd-GGZ?

Status
Analyse
Thema's
Aandachtsproblemen en druk gedrag (ADHD), Angst, Boos en opstandig gedrag, Depressie

In dit onderzoek hebben we onderzocht welke gezins-, ouder-, kind- en omgevingsfactoren een rol spelen bij het succes van behandelingen in de jeugd-GGZ.

Achtergrond

Er bestaan soms grote problemen in de behandeling van kinderen en jeugdigen in de jeugd-GGZ. Behandelingen worden soms voortijdig afgebroken of gezinnen komen niet opdagen. Vaak worden richtlijnen onvoldoende opgevolgd. Maar een behandeling binnen de jeugd-GGZ kan pas effectief zijn wanneer de geboden behandeling ook echt wordt doorlopen. Daarnaast is er in de jeugd-GGZ ook vaak sprake van onvoldoende respons op behandelingen bij kinderen en jongeren met gedrags- of emotionele problemen. Een belangrijke vraag hierin is welke rol een cliënt hierin speelt. Tot nu toe is er nog weinig bekend over waarom een behandeling succesvol is of waarom juist niet. In dit onderzoek richtten wij ons daarom op factoren binnen het gezin, de ouders, het kind zelf en zijn of haar omgeving. Hierdoor kunnen we in de toekomst betere voorwaarden voor een behandeling stellen en de behandeling zelf verbeteren.  

Met dit onderzoek wilden wij onderzoeken welke factoren een belemmering vormen voor een succesvolle behandeling van kinderen- en jongeren. We hebben daarom een groot aantal factoren onderzocht van het gezin (bijv. hoe functioneert een gezin), de ouders (bijv. wat verwachten ouders van een behandeling en wat is hun motivatie), het kind (bijv. wat zijn de karaktereigenschappen van het kind) en de omgeving (bijv. stressvolle omstandigheden). We hebben hierbij vooral gekeken naar wanneer de klachten van de cliënt verminderden gedurende het eerste jaar na aanmelding bij Accare of Karakter.

Het onderzoek

Aan deze studie deden 521 gezinnen mee die nieuw bij Accare of Karakter zijn aangemeld. Zowel ouders als kinderen vanaf 8 jaar hebben een uitgebreide online vragenlijst ingevuld op drie momenten binnen ongeveer 1 jaar. Dit gebeurde namelijk bij aanmelding (dus vóór de start van een mogelijke behandeling) en na 6 en 12 maanden. De vragen hadden betrekking op gezins-, ouder-, kind- en omgevingsfactoren. 

De resultaten

Het onderzoek is inmiddels afgelopen, maar de data worden nog geanalyseerd. Hieronder vind je enkele belangrijke resultaten: 

Studie 1: Voorspellers van behandelsucces 

Een belangrijk resultaat uit dit onderzoek is dat stress en het sociale netwerk van zowel de ouders als het kind een belangrijke rol spelen in het slagen van een behandeling. Bovendien blijkt dat kinderen die in het verleden hulp hadden ontvangen, vaak ernstiger problemen hebben. Van alle kinderen hebben zij wel het meeste baat bij een behandeling. Dit geldt ook voor kinderen met leerproblemen en moeite om emoties te beheersen. Op gezinsniveau blijkt dat een hogere motivatie bij de ouders om aan de behandeling deel te nemen en betere opvoedvaardigheden bijdragen aan een beter behandelresultaat.

Studie 2: Factoren die verband houden met de motivatie van de ouders voorafgaand aan de behandeling

Voor het slagen van een behandeling is het belangrijk dat ouders gemotiveerd zijn en bereid zijn om ook zelf te veranderen. In deze tweede studie hebben we gekeken naar factoren die invloed hebben op de motivatie van de ouders voorafgaand aan de start van een behandeling. We ontdekten dat hoe jonger het kind was en hoe ernstiger de problemen van het kind, hoe meer motivatie de ouders hadden voor behandeling. Opvallend was dat de motivatie hoger was bij kinderen met angst en depressieve gevoelens dan bij kinderen met agressie of andere gedragsproblemen. Bovendien zijn ouders die op zichzelf vertrouwen in het oplossen van problemen beter gemotiveerd. Interessant is ook dat ouders die niet zelf het initiatief hadden genomen om hulp te zoeken (maar bijvoorbeeld door school waren doorverwezen) minder gemotiveerd waren. Ook gezinnen met financiële problemen waren minder gemotiveerd voor behandeling: de motivatie voor behandeling blijkt onafhankelijk van de hoogte van de opleiding of het inkomen.

Studie 3: Welke factoren spelen een rol bij het ervaren van stigma bij de ouders gedurende het behandeltraject?

Stigma, oftewel een negatief vooroordeel, baart steeds meer zorgen in de gezondheidszorg. Het kan namelijk van invloed zijn op de keuze om wel of niet hulp te zoeken en op het behandelproces van het kind zelf. Ouders kunnen twee soorten stigma ervaren. Het 'publieke stigma' gaat over de hoe de ouders denken dat de maatschappij denkt over psychische aandoeningen en het daarbij zoeken van hulp. En het 'associatief stigma' dat verwijst naar gevoelens van ouders omdat hun kind dat tot een gestigmatiseerde groep behoort. Voorbeelden zijn gevoelens zoals schaamte of zich uitgesloten voelen.

Ouders hadden het meest last van publiek stigma wanneer hun kind meer ernstige problemen vertoonde. Dit geldt met name bij kinderen met bepaalde karaktereigenschappen zoals kilheid en gemeenheid. Ook bij kinderen met angsten en depressie was dit het geval. Verder ondervonden ouders die in het verleden door eigen problemen hulp in de GGZ kregen ook een hoger publiek stigma. Dit geldt ook voor gezinnen die in verwaarloosde buurten wonen. Ouders ervoeren minder publiek stigma als ze meer steun kregen en nauwere banden hadden met mensen in hun omgeving. Tot slot ervoeren ouders met betere opvoedkwaliteiten minder stigma. De conclusie die we hieruit kunnen stellen is dat het belangrijk is om de ervaring van stigma binnen families te verminderen.

Uit onze studies is duidelijk geworden dat het ontwikkelen van betere opvoedingsvaardigheden bij de ouders van het kind op een aantal manieren nuttig kan zijn. Bijvoorbeeld voor het behalen van betere behandelresultaten. Bovendien speelt het een rol bij de motivatie van ouders vóór de start van de behandeling, en bij het verminderen van gevoelens van stigmatisering. 

Samenwerking

Dit onderzoek is een samenwerking tussen Accare en Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie in Nijmegen. Drs. Halewijn Drent heeft het onderzoek als promovendus uitgevoerd.