ARFID
Bijna alle kinderen hebben wel een fase waarin ze veel dingen niet lusten, rond 2 jaar eet wel ongeveer de helft van de kinderen heel selectief! Dat gaat meestal over, rond een jaar of 6 eten de meeste kinderen voldoende in hoeveelheid en variatie. Voor sommige kinderen is dit geen fase en blijft het heel moeilijk om voldoende of gevarieerd te eten.
Mee eten op andere plekken en met andere mensen kan hierdoor lastig zijn en hierdoor ervaar je veel last in het dagelijks leven. Soms heeft iemand ondergewicht of is er zelfs bijvoeding of sondevoeding nodig. Het kan ook zijn dat je te veel weegt, doordat je alleen producten kunt eten met veel energie. Ook kun je een gebrek hebben aan voedingsstoffen. Als je eetproblemen zorgen voor lichamelijke problemen of en/of moeite om mee te kunnen doen aan het dagelijks leven, dan kan er sprake zijn van een vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis. ARFID is de afkorting van de Engelse term. Bij ARFID speelt angst om dik te worden of een vertekend lichaamsbeeld geen rol. ARFID is dus iets anders dan ‘gewoon’ dingen niet lusten. ARFID is zo’n angst voor eten, dat het je leven in de war stuurt. Als jij je hierin herkent, dan kun je naar de huisarts of gemeente gaan om een verwijzing naar Accare te bespreken.
Er zijn drie ARFID- types. Soms herken je je in een type, soms in meerdere types, en soms in niet één
Sensorische gevoeligheid
Bij dit ARFID type merk je verschillende smaken, stukjes en structuren heel snel op. Het kan zijn dat je alleen van bepaalde merken wilt eten of dat je een kleine verandering in smaak direct opmerkt. Hierdoor is het lijstje van wat je kan eten maar heel kort.
Gebrek aan interesse
Sommige kinderen of jongeren merken het niet als ze honger hebben. Daardoor vergeten ze eten. Als ze eten, eten ze maar weinig. Hierdoor is hun lijf gewend aan kleine hoeveelheden en daardoor zitten ze snel vol. Kinderen met dit ARFID type worden meestal niet heel blij van eten, zelfs niet van hun lievelingseten.
Angst voor de aversieve gevolgen
Sommige kinderen zijn bang dat er iets naars gebeurt als ze eten. Bijvoorbeeld dat ze zich zullen verslikken, dat ze buikpijn krijgen of dat ze moeten spugen. Het kan zijn dat dit in het verleden ook echt gebeurd is, waardoor ze bang zijn geworden dat het opnieuw gebeurt.
Onderzoek
Onderzoek naar ARFID bestaat uit twee onderdelen. Als eerste hebben we met jou (bij kinderen vanaf ongeveer 8 jaar oud) een gesprek (de ‘PARDI’) van zo’n anderhalf uur. In dit gesprek worden veel vragen gesteld over je eetprobleem en de last die jij en je gezin hiervan ervaren. Ook wordt er gevraagd of je moeite hebt met honger merken, of je bang bent dat er iets naars gebeurt als je eet, en of je gevoelig bent voor bijvoorbeeld smaken, geuren en stukjes van eten. In het tweede deel van het onderzoek wordt ditzelfde gesprek gehouden bij jouw ouders. Je ouders hebben ook een gesprek over jullie gezin en hoe jij bent opgegroeid. Tot slot kijken we, met name bij jongere kinderen, soms thuis mee met een eetsituatie.
Behandeling
Na het onderzoek bekijken we welke behandeling jou en je ouders het beste kan helpen. Dit is een behandeling op maat, we kijken wat er precies nodig is..
- Cognitieve gedragstherapie (CGT):
Vaak krijg je bij ARFID cognitieve gedragstherapie. Dit is een behandeling waarin er samen met jou uitgezocht wordt waarom het eten zo lastig gaat. Je gaat met behulp van jouw behandelaar stap voor stap leren om meer of gevarieerder te eten. Dit doe je vaak via exposure waarbij je veel oefent met voedsel ontdekken en proeven. Door dit veel te herhalen, ontdek je dat er bijvoorbeeld niet gebeurt waar je bang voor bent, of dat je meer aankunt dan je denkt. Hierdoor leer dat je iets kunt eten, wordt eten minder spannend, en wen je aan de geur, smaak of textuur van het eten. Je ouders krijgen tegelijkertijd ouderbegeleiding zodat ze jou thuis goed kunnen ondersteunen bij de behandeling. Bij jongere kinderen wordt de behandeling vaak via ouders gedaan.
- (Intensieve) ambulante gezinsbehandeling:
Bij (intensieve) ambulante gezinsbehandeling bieden we naast jou ook je ouders hulp. Dat kan op een van onze locaties of thuis. Soms worden er eetsituaties gefilmd. Dit kan helpen om het probleem goed te begrijpen.
- Traumabehandeling:
Soms zijn de eetproblemen ontstaan na een nare gebeurtenis. Traumabehandeling kan dan helpen, bijvoorbeeld via EMDR.